Eenzame kerst

Zeven jaar geleden schreef ik een kerstsprookje, voor een kerstdiner waar ik was ingehuurd om tussen de gangen zorg te dragen voor literair vermaak. Het verscheen vervolgens in het Algemeen Nijmeegs Studentenblad en op hard//hoofd. Over dit sprookje had ik enigszins gemengde gevoelens, dus toen ik onlangs (nou ja, ook alweer vier jaar geleden) ergens weer iets kerstigs ten gehore mocht brengen, greep ik die gelegenheid aan om het drastisch te herschrijven. Sindsdien heb ik het nog een aantal maal rond de feestdagen voorgedragen, voor het laatst was dat vorige week in de Roode Bioscoop. Toen iemand aldaar aan de bar vroeg of het ergens terug te lezen was, bedacht ik opeens dat alleen die inferieure versie op het wereldwijde web rondzwierf. Daarom hieronder de herziening.

*

Hoe oud de oude man precies was, wist hij zelf ook niet. Als hij het echt zou willen weten, zou hij het na kunnen gaan. De bibliotheek stond vol geschriften die allemaal over hem gingen. Hij was al een eeuwigheid niet meer in de bibliotheek geweest, zoals hij al een eeuwigheid in geen enkel vertrek van zijn gigantische landhuis was geweest, behalve de bijkeuken waar hij nu verbleef. Daar had hij een campingbedje geïnstalleerd, naast het koelkastje dat als enige functie had hem in slaap te zoemen. Soms, als er helse pijnen door zijn rug stroomden en hij staarde naar het witte plafond, droomde hij over het hemelbed dat een paar verdiepingen hoger op hem wachtte. Maar hij wist dat hij in helse pijnen beter kon rusten dan in hemels comfort. Natuurlijk waren de angsten en de eenzaamheid ook hier aanwezig, maar de overzichtelijkheid van deze ruimte gaf hem houvast, bijna alsof hij leefde. Soms fantaseerde hij dat de rest van het huis gevuld was met mensen, mensen die heel lang gefeest hadden en daarom nu heel lang sliepen. Zo meteen zou iedereen wakker worden. Ze zouden zich tegenover hem verontschuldigen dat ze geen betere slaapplek aan hadden kunnen bieden. Hij zou zeggen dat hij overal goed sliep. Ze zouden eieren bakken en elkaar de krant voorlezen. Soms kon hij weken lang in deze fantasie volharden, tot de waarheid als een glasscherf in hem werd gestoken, de waarheid dat geen mens hier ooit zou kunnen zijn.

De oude man vond dat de tijd langs hem heen moest gaan. Dat deed het in principe ook; jaren waren dagen en alles bleef hetzelfde. Niets bedierf of verstofte in dit huis. Waarom lukte het hem dan toch nooit om Kerstavond over te slaan? Hij voelde diep onderin zijn maag dat het weer zover was. Het was een warm gevoel, waar hij wee van werd en zich nog vele malen eenzamer door voelde. Hij probeerde het gevoel te negeren, maar leek het daar alleen maar mee te versterken. Men dacht weer aan hem, men had hem weer nodig. Ach, dat sentimentele gedoe, die lelijke kitsch. Hij wilde erboven staan, maar kon er niet aan ontsnappen. Of hij hier nu uit vrije wil zat, of dat men hem had opgesloten, dat was een vraag die hem soms gek kon maken, maar het maakte uiteindelijk weinig verschil. Hij bleef onbereikbaar en daarmee alleen. Op deze avond kon hij zich er ook nooit tegen verzetten te moeten denken aan het enige familielid dat hij ooit had gehad. Een zoon, die naar men zei de volgende dag jarig was. Natuurlijk kon hij bellen om hem te feliciteren, maar hij wist dat het een kort en pijnlijk gesprek zou worden. “Je hebt je koninkrijk verlaten,” zou zijn zoon zeggen, eerder vermoeid dan verwijtend. “Mijn bijkeuken is mijn koninkrijk,” zou de oude man dan antwoorden. En hij wist dat zijn zoon het toch nooit zou begrijpen. Zijn zoon wilde alles delen en van iedereen zijn, daar liet hij zich graag op voorstaan, maar de oude man wilde een plekje dat helemaal van hem alleen was. Wie zou hem in een bijkeuken zoeken? Maar nog liever dan rust wilde de oude man iemand die er echt voor hem was, iemand die hem eens tegen durfde te spreken. De oude man wilde een vriend.

Bovenop de droogtrommel lag een klein kistje. Daarin bewaarde de oude man wat spulletjes die mogelijk ooit iets voor hem betekend hadden, zoals het klokhuis van een vrucht en een maquette van een ark. Maar deze spullen zeiden hem niets meer. Het enige wat hem iets deed lag helemaal onderop en elke Kerstavond maakte de oude man het kistje open om dit eruit te halen en er heel lang naar te kijken. Het was een tekening. Deze tekening had zijn zoon gemaakt toen hij acht jaar oud was, een periode uit zijn leven waarover erg weinig geschreven was. Ja, men kon niet ophouden over al die pathetische trucjes waarmee hij hem later trots had willen maken. Al dat theater, al die bewijsdrang, de oude man had zich er altijd een beetje voor gegeneerd. Misschien waren ze toen al uit elkaar aan het groeien. Maar deze tekening was gemaakt uit simpele, pure kinderliefde, voor hem alleen. De oude man had meteen gezien dat er geen groot tekentalent in zijn zoon school. Als er niet met grote hanenpoten ‘lama voor papa’ onder had gestaan, zou je onmogelijk kunnen zien dat het dit dier voor moest stellen. Nu was de lama niet bepaald een dier waar de oude man trots op was, hij vond het een typisch geval van een haastklus. Maar deze tekening gaf hem het gevoel dat het allemaal niet voor niets was geweest. De oude man staarde naar de lama en huilde onzichtbare tranen.

Zo ging dat dus elk jaar. De oude man voelde in zijn maag dat het Kerstavond was en staarde naar de lama van zijn zoon. Op zeker moment zou hij de bijkeuken verlaten, om naar de enige andere plek te gaan waar hij bij hoge uitzondering, eigenlijk alleen met Kerst, nog kwam: de tv-kamer. Daar stond een monsterlijk groot scherm, waarmee hij in de hoogste resolutie kon kijken naar alles wat hij achter zich gelaten had. Er waren honderdduizenden zenders om tussen te switchen, en de pauzeknop was er om niets te hoeven missen. Vroeger, toen hij nog in de veronderstelling verkeerde dat zijn ingrijpen daadwerkelijk verandering kon brengen, zat hij haast permanent in deze kamer. Tegenwoordig werd hij alleen nog naar deze kamer gedreven door de pure zelfhaat die Kerst voor hem met zich mee bracht. Hij werd naar deze kamer gedreven om lijdzaam toe te kijken. God, wat haatte hij Kerst!

Maar dit jaar zou alles anders zijn. Kerst overviel hem dit keer niet, hij had haar lang van tevoren aan zien komen. En het waanzinnige plan dat langzaam in zijn hoofd opborrelde was een plan dat hij altijd weg had proberen te drukken, al begreep hij steeds minder waarom het zo’n slechte gedachte zou zijn. De overtuiging dat het juist het beste voor iedereen zou zijn was in de aanloop naar deze Kerst alleen maar sterker geworden. Hij zou het kistje niet meer openmaken, hij zou niet meer zwelgen in de sentimenten die niemand verder brachten. Hij zou dit keer weer eindelijk echt iets betekenen. Hij zou rechtstreeks naar de tv-kamer gaan en nog een laatste keer alles goed in zich opnemen. Dan zou hij gebruik maken van die ene knop op zijn afstandsbediening, de knop waar hij soms zijn duim over liet zweven om zichzelf te plagen, maar waarvan hij lang had gedacht het nooit in te zullen drukken. Het was de knop die alles ongedaan zou maken. Als hij op die knop drukte was het simpelweg allemaal nooit gebeurd. Niets zou gemist worden, want er was niets dat nog kon missen. Ook de oude man zou verdwenen zijn.

Hij switchte langs de kanalen en zag alles waar hij voor vreesde. Maar dit keer stelde het hem allemaal gerust: de onthoofdingen, verkrachtingen, droogtes, overstromingen, versteende bankiers, verdorven politici, boze burgers, ontheemde demonstranten, ijdele kunstenaars, schurftige armoedzaaiers, verschrikkelijke spelshows, versnipperde kuikens, ontboste gebieden, smeltende poolkappen en het ergst van al toch wel die zaken die zogenaamd uit zijn naam moesten gebeuren. Hij kon het allemaal makkelijker aanzien dan ooit, omdat de beelden alleen maar bevestigden dat hij een juiste beslissing had gemaakt, misschien wel zijn beste beslissing ooit. Hij kon nu ogenblikkelijk op de knop drukken, maar zoveel maakte het natuurlijk niet meer uit, hij kon net zo goed nog even blijven kijken naar de laatste momenten van al die ellende. Hij zapte langs wat zenders waarop families aan tafel gingen om zich doodziek te eten in het licht van duizenden lampjes. En toen zag hij het meisje.

De oude man was het bestaan van engelen vergeten, maar toen hij haar zag wist hij weer dat ze bestonden. Ze bracht een dienblad met een dampende kom soep naar een bejaarde meneer die in een bed naar een piepklein televisieschermpje lag te staren. Slangetjes verbonden hem met een apparaatje dat piepjes produceerde. Deze oude man leek meer dan een beetje op de oude man, je zou hem bijna zijn evenbeeld kunnen noemen. Toch wist hij gek genoeg ook iets van zichzelf te herkennen in het meisje, een uiterst vruchtbaar schepseltje dat nog veel van de wereld moest zien, maar toch al een bepaald soort wijsheid met zich meedroeg.

‘‘Vrolijk kerstfeest, Meneer de Vries,’’ lachte het meisje.

‘‘Toch niet weer die smerige soep,’’ snauwde Meneer de Vries. De oude man schrok ervan, maar het meisje leek niet anders gewend te zijn.

‘‘Ik ben blij dat ik het niet hoef te eten,’’ grinnikte het meisje, met een plagerigheid waar enkel liefde uit sprak.

De man snoof misnoegd en lepelde op een demonstratief tempo zijn kom leeg. Lichtgroen vocht sijpelde langs zijn ingevallen wangen en vormde plasjes op het kussen. Een bleek vermicellisliertje bleef hangen aan zijn kin. Het meisje zat aan zijn zijde en keek tevreden naar het televisietje. Door het geslurp van De Vries en het gepiep van zijn hart waren de klanken van Edelweiss hoorbaar.

‘‘Elk jaar kijk u naar deze film, toch?’’ vroeg het meisje vertederd.

‘‘Als jij iets beters kan vinden, doe het dan maar’’ mompelde de zieke en hij stootte met zijn ellenboog de afstandsbediening haar kant op. Het ding viel van het nachtkastje, de batterijen rolden over de grond. Met een luide boer gaf Meneer de Vries aan dat zijn maaltijd ten einde was.

‘‘Omdat u zo goed gegeten heeft en het Kerst is, heb ik een cadeautje voor u,’’ sprak het meisje.

‘‘Een cadeautje? Zeker weer zo’n goor puddinkje?’’ bromde De Vries.

‘‘Nee, een echt cadeautje, speciaal voor u,’’ zei het meisje en als om haar boodschap kracht bij te zetten drukte ze met een turqoisegelakte nagel de tv uit.

‘‘Wel gloeiende gloeiende, wat heeft dit te betekenen?’’ De piepjes begonnen te versnellen.

‘‘Kijk naar mij,’’ gebood het meisje en behoedzaam knoopte ze haar verpleegsterspakje open. Hierna ontdeed zij zich van haar sneeuwwitte kanten bh.

Met wijd opengesperde ogen nam Meneer de Vries het schouwspel in zich op, alsof hij iemand over water zag lopen. Steeds sneller klonken de piepjes uit het apparaat.

De oude man wist, zoals hij alles wist van zijn schepsels, dat het meisje maagd was en dat ze zich slechts halfbewust was van het wonder dat ze deed voltrekken. Haar handelen kwam voort uit een pure intuïtie voor het Goede.

Haar bleke borsten waren verre van perfect, maar het was meer dan Meneer de Vries in een halve eeuw had mogen aanschouwen. En de laatste keer dat hij zulk een tintelende vreugde had gevoeld was toen hij als kleine jongen een vlot had gebouwd.

‘‘U mag zo lang kijken als u wil,’’ had de maagd gefluisterd, maar slechts een drietal minuten bleek voldoende te zijn om de klus te klaren. Met een gelukzalige glimlach verruilde Meneer de Vries het tranendal voor de eeuwigheid.

Het meisje kleedde zich gauw weer aan, de langgerekte piep zou nu wel opgemerkt zijn. Ze moest doen alsof ze hier nog maar net naar binnen was gestormd. Natuurlijk zou niemand haar ergens van verdenken, ze was de vleesgeworden onschuld en zou dat altijd blijven.

De oude man voelde zich opeens geen oude man meer. Energie stroomde door zijn hele lichaam. Hij begreep dat zijn eenzaamheid onbelangrijk was, dat hij onbelangrijk was. Dat bijna alle zenders van zijn toestel ellende vertoonden, betekende nog niet dat alles voor niets was geweest. Deze engel herinnerde hem eraan hoe hij het allemaal oorspronkelijk bedoeld had. Zij bekeek zijn schepping vol vrolijke verwondering en maakte haar daarmee, ondanks alle imperfecties, tot een plek waar het elk jaar opnieuw Kerst moest worden.

De oude man keek op zijn pols en zag daar een horloge. Het was bijna zes uur. Hij liep naar de gang die de bijkeuken van de tv-kamer scheidde. Daar trok hij een la vol folders open. Hij had verdomme trek in Chinees.

christmas angel.jpg